Aan een klein meisje 

 

Dit is het land, waar grote mensen wonen. 

Je hoeft er nog niet in: het is er boos.

Er zijn geen feeën meer, er zijn hormonen,

en altijd is er wel wat loos.

 

En in dit land zijn geen avonturen 

Hetzelfde, van een man en van een vrouw.

En achter elke muur zijn and're muren

En nooit een eenhoorn of een bietebauw.

 

En alle dingen hebben hier twee kanten

En alle teddyberen zijn hier dood.

En boze stukken staan in boze kranten

En dat doen boze mannen voor hun brood.

 

Een bos is hier alleen maar een boel bomen

En de soldaten zijn niet meer van tin.

Dis is het land waar grote mensen wonen.....

Wees maar niet bang, je hoeft er nog niet in.

 

Annie M.G. Schmidt En wat dan nog?

opdracht 1:

 

vraag 1. Hoeveel strofes heeft het gedicht?

Het gedicht heeft vier strofes.

 

vraag 2. Welke vormen van rijm zie je?

Alliteratie: staat in het groen

Assonantie: staat in het geel

Mannelijk rijm: staat in het blauw

Vrouwelijk rijm: staat in het rood

 

vraag 3. Welke rijmschema herken je?

het rijmschema dat ik herken is gekruist rijm (abab)

 

vraag 4. Is er een enjambement gebruikt?

ja, er is een enjambement gebruikt. Namelijk in strofe 2, regel 2.

 

vraag 5. Zitten er,

metaforen in: ja, bijvoorbeeld in strofe 4 en regel 3. Er staat grote mensen, maar het zijn geen echte grote mensen het zijn volwassene.

personificaties in: ja

vergelijkingen in: nee

 

vraag 6. Waar gaat het gedicht over volgens jou?

Het gedicht gaat over een klein meisje dat nog niet in de grote wereld hoeft te zijn.